Leo Smelt
4 weken geleden
Elke week krijg ik via e-mail een citaat uit de geschriften van de reformator Maarten Luther. Hij liet ook liederen na. Voor het Kerstfeest deed hij extra zijn best om juist ook kinderen te bereiken met het Evangelie. In het Liedboek voor de Kerken staat bijvoorbeeld Gezang 133. Een vertaling door de blinde dominee Jan Wit van ‘Ein Kinderlied auf die Weihnacht’. Ik citeer de verzen 7 en 9:
Maar kijk niet enkel met het oog
Dat al zo vaak een mens bedroog.
Alleen wie luistert telkens weer
Die ziet Gods zoon, de lieve Heer.
O Heer die alles hebt gemaakt,
Hoe werd Gij nu zo arm en naakt
Dat Gij in doeken liggen moet
In ’t hooi dat os en ezel voedt.
Het kerstevangelie begint met een vreemd verhaal. Maria krijgt een engel op bezoek, die haar de geboorte van haar kind, de Messias, aankondigt. Ze staat perplex. Ze heeft nog niet met Jozef geslapen. Jozef is niet de vader die dit kind verwekt. Wie dan wel? De heilige Geest, zo stotteren wij.
Ik raad je aan om het christelijk geloof niet met deze hoofdbrekende puzzel te laten beginnen. Hoe kan dit? Hij wordt Mens én blijft God.
Pas nadat je tot geloof bent gekomen en geworden bent als een kind kun je met ‘een tweede naïviteit’ dit wonder gaan belijden. Je luistert en zo zie je Gods Zoon. Wie eerst wil zien en alles wil vatten met je verstand komt aan luisteren niet toe. Het is en blijft liefde op het eerste gehoor!
Ik citeer uit een preek van Luther:
“Dezelfde dag en op hetzelfde ogenblik dat Maria haar jawoord aan de engel geeft, is Christus in haar ontvangen. De heilige Geest heeft haar laten ontvangen op het uur dat zij gezegd heeft: ‘Mij geschiede naar uw woord’ (Lukas 1:38). Hoe klein Hij dan ook was: Christus was als Kind in het lichaam van Zijn moeder reeds waarachtig God en volmaakt Mens in één Persoon – en Maria was de moeder Gods. Want het is verkondigd vanaf het begin dat de Zoon van God mens zou worden en dat Zijn moeder een maagd zou zijn. Christus heeft willen beginnen waar wij begonnen zijn. Daarmee heeft Hij ons leven vanaf het uur van onze ontvangenis geheiligd.
Zó dicht is Hij bij ons gekomen, dat Hij zelfs ons vlees en bloed en alles heeft aangenomen, wat wij hebben en zijn – maar zonder zonde!”