Verwondering
Lezen: Psalm 8:4-5
4 minuten

De lucht recht boven me is diepblauw, bijna zwart, maar kleurt richting de horizon tot een doorzichtig bleekblauw. Aan de randen van de wereld lijkt de hemel te gloeien met een gouden glans. Het is vlak voor zonsopgang, en tegen de heldere lucht zie ik de silhouetten van bomen. Als wachters die op de morgen wachten staan ze daar, de klimop aan hun stam lijkt door de scherpe schaduwomtrek een bontjas die ze om zich heengeslagen hebben, hun takken grijpen naar de hemel.  

Ik ben vanmorgen vroeg opgestaan en wandel door de kloostertuin, net voor zonsopgang. De stilte wordt alleen verbroken door vogels; ik herken fluitende merels, gakkende ganzen en boven alles uit de scherpe roep van een buizerd. Dit uur van de dag is in al haar stille, heldere breekbaarheid betoverend. 

aanbidding begint met aandacht.
Lezen: Psalm 8:4-5

Ik moet denken aan de woorden van de Amerikaanse dichter Mary Oliver: ‘Attention is the beginning of devotion.’ Vrij vertaald: aanbidding begint met aandacht. En inderdaad: hoe langer en intenser ik naar deze wonderschone zonsopgang kijk, hoe meer ik me verbonden weet met de God van schoonheid, van kleur, van de zon, de maan en de sterren. Sterker nog: hoe oplettender ik leef – hoe meer aandacht ik heb voor de mensen die ik ontmoet, de handelingen die ik verricht, de wereld die ik zie – hoe meer ik mijn plek weet. Ik ben niet alleen op deze wereld, en leef niet voor mezelf. Ik ben van God en heb mijn plek op deze wonderschone, gebroken wereld. In de vroege ochtend overvalt me dat besef weer, met Psalm 8: als ik de kwetsbare schoonheid van deze wereld zie, wie ben ik dan dat God aan me denkt? 

In mijn dagboek schrijf ik: ‘Zoals het licht vanmorgen is, zo wil ik leren kijken: haarscherp, transparant tot grote verte maar met een zachtheid die alles betovert.  

De wereld is magisch. Zo bekend, zo onontdekt.’ 

Pieter Jan Rodenburg

2 jaar geleden

Psalm 8:4-5

Zie ik de hemel, het werk van uw vingers,

de maan en de sterren door U daar bevestigd,

wat is dan de sterveling dat U aan hem denkt,

het mensenkind dat U naar hem omziet?