Johan Timmer
2 weken geleden
Het was omstanders opgevallen: volgelingen van Farizeeën en van Johannes de Doper vastten, volgelingen van Jezus niet. Vandaar de vraag: ‘Waarom vasten de leerlingen van Johannes en die van de Farizeeën wel, maar uw leerlingen niet?” Jezus sprak tot hen: “Kunnen dan de vrienden van de bruidegom vasten zolang de bruidegom bij hen is? Zolang zij de bruidegom in hun midden hebben kunnen ze niet vasten. Er zullen echter dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen en dan, in die tijd, zullen ze vasten.’ Bedoeld zal zijn dat leerlingen zich onthielden van voedsel of drank of iets anders. Geen ongebruikelijke praktijk, maar niet verplicht. Een teken van toewijding, van inkeer en boete, wellicht ook van rouw.
Beste lezer, wat moeten jij en ik hier vandaag mee? Ik ben altijd jaloers geweest op Jezus’ volgelingen. Met Hem optrekken, van Hem leren, onvoorstelbaar! Maar goed: zalig zij die niet gezien hebben en toch geloven. Nu Hij er niet meer is heb ik reden tot vasten. Maar hoe?
Vasten
Jesaja is pijnlijk duidelijk over de praktijk van het vasten dat God voor ogen heeft. ‘Is dit niet het vasten dat Ik verkies: misdadige ketenen losmaken, de banden van het juk ontbinden, de verdrukten bevrijden, en ieder juk breken? Is het niet: je brood delen met de hongerige, onderdak bieden aan armen zonder huis, iemand kleden die naakt is, je bekommeren om je medemensen?’ (Jesaja 58:6-7).
Een collega van mij was een tijd als zendingswerker werkzaam in Novosibirsk (Siberië), een hard en zwaar bestaan. Eenmaal terug in Nederland viel het comfortabele Westerse leven hem tegen. Hij miste de concentratie op God. Er is teveel in ons leven dat ons weerhoudt van toewijding en navolging. God was daar veel meer nabij dan hier. Hier moet hij vasten om contact te houden met Jezus. Een groot aantal gelovigen waagt zich aan een spagaat. Volgeling zijn van Jezus én een prettig leven leiden in onze ontkerstende samenleving. Waar komt het op aan? De woorden van Jesaja stroken met wat Mattheüs schrijft in hoofdstuk 25 van zijn evangelie.
‘Eerst kwam Johannes de Doper. Hij at geen brood en hij dronk geen wijn. Toen zeiden jullie: ‘Hij heeft een kwade geest in zich. En daarna ben ik gekomen, de Mensenzoon. Ik eet wel brood en ik drink wel wijn. En nu zeggen jullie: ‘Kijk eens, die man eet zich vol en hij is gek op wijn. Echt een vriend van tollenaars en slechte mensen!’
De mening van de ander is blijkbaar geen goed kompas om op te varen. Vasten doe je met je hart. En de Geest die daar woont toont je hoe jij vasten moet.
1De Heer zei tegen mij: ‘Jesaja, je moet heel hard roepen. Houd jezelf niet in, maar schreeuw zo hard mogelijk. Laat je stem zo luid klinken als een trompet! Vertel de Israëlieten wat ze allemaal verkeerd doen.’
Volk van Israël, de Heer zegt tegen jullie: 2‘Jullie denken dat jullie goed leven en trouw aan mij zijn. Net zo trouw als andere volken aan hun goden zijn.
Jullie zeggen dat jullie mij elke dag vragen wat ik wil. Jullie zeggen dat jullie mijn regels willen volgen. Jullie zeggen dat jullie graag dicht bij mij willen zijn! 3En jullie zeggen ook: ‘Waarom ziet u niet dat we vasten? Waarom merkt u het niet als we ophouden met eten en drinken?’
Maar wat doen jullie op de dagen dat jullie vasten? Jullie gaan gewoon door met jullie eigen handel. Jullie dwingen de arbeiders om hard te werken, 4en jullie maken ruzie. Jullie gebruiken zelfs geweld en jullie vechten met elkaar!
Als jullie je zo blijven gedragen, luister ik niet naar jullie. Want dat is niet de goede manier om te vasten. 5En ik wil ook niet dat jullie jezelf pijn doen, en alleen maar huilen en rouwen. Dat is niet de goede manier om mij te dienen.
6Nee, ik wil dat het heel anders gaat! Jullie moeten niet alleen vasten, jullie moeten meer doen. Bevrijd mensen die gevangen zitten, maak hun boeien los. Laat alle slaven vrij. Zorg dat niemand meer onderdrukt wordt. 7Deel je brood met mensen die honger hebben. Geef arme mensen een plek in je huis. Geef kleren aan mensen die naakt zijn. Zorg goed voor de mensen om je heen!
8Als je dat doet, dan zul je echt gelukkig zijn. Je zult lijken op de zon die stralend opkomt in de ochtend. Volk van Israël, als jullie zo leven, zal het snel beter met jullie gaan. En met mijn macht zal ik jullie overal beschermen. 9Als jullie mij roepen, zal ik antwoord geven. Als jullie mij om hulp vragen, dan kom ik jullie helpen.
Zorg dat niemand meer onderdrukt wordt. Beschuldig mensen niet te snel, vertel geen slechte dingen over een ander. 10Als iemand honger heeft, geef hem dan te eten. Geef hem net zo veel als je zelf eet. En geef aan de armen alles wat ze nodig hebben.
Als jullie dat doen, dan zullen jullie gelukkig zijn. Jullie zullen lijken op licht dat in het donker schijnt. Overal waar het donker is, zorgen jullie voor stralend licht.
11Ik zal jullie leiden. Als je dorst hebt, zal ik je te drinken geven. Ik zal jullie sterk en krachtig maken. Jullie zullen lijken op een tuin waar altijd water doorheen stroomt. Jullie zullen lijken op een bron waar altijd water uit komt.
12Jullie zullen de steden die lang geleden verwoest werden, zelf weer opbouwen. Jullie zullen de oude muren die lang geleden gebouwd zijn, weer sterk maken. En dan worden jullie genoemd ‘Volk dat muren weer opbouwt en weer wegen aanlegt’.
13De sabbat is een heilige dag. Op die dag moet je uitrusten, je mag dan geen zaken doen. De sabbat is een vrolijke dag, het is een dag om mij te vereren. Op die dag mag je niet bezig zijn met van alles. Je mag geen spullen kopen of verkopen, en je moet geen belangrijke zaken willen bespreken.
14Als jullie op die dag uitrusten, zal ik jullie vreugde geven. Jullie zullen het land dat ik aan jullie voorvader Jakob gegeven heb, weer in bezit nemen. En jullie zullen genieten van alles wat op dat land groeit. Dat beloof ik.’