‘U begint niet goed’
Lezen: 2 Korintiërs 9: 7
4 minuten

Ik sprak hem ergens vlak bij ons, net over de Duitse grens. De zomer leefde zich uit. Er was een tuinfeest, er was – je bent in Duitsland – Torte, veel Torte. Te veel Torte. Ik trok me met een glas terug in een hoek van de tuin. Een oude man kwam naar me toe gelopen. Ik weet nog steeds niet waarom. Misschien was hij – een tachtiger schatte ik hem – net als ik op de vlucht voor ´meer taart´. Hij bleek een prater, vertelde dat hij boekhouder was geweest. Blijkbaar bestaan boekhouders nog, dacht ik (ik leefde in de veronderstelling dat ze allemaal waren omgekat tot financial consultants). Hoe dan ook, hij was boekhouder. Ik vertelde hem dat ik predikant was, die bestaan ook nog steeds.

´Ik heb jarenlang voor een predikant de financiën gedaan´, begon hij. Ik wachtte af, voelde dat hij liever praatte dan luisterde. ´Het was bepaald geen standaard opdracht,’ ging hij verder. ´De man is allang overleden, ik kan er nu wel over praten. Het is meer dan vijftig jaar geleden dat hij me vroeg zijn financiële zaken te behartigen. Mijn eerste reactie was: een bemiddelde predikant. Maar zo lag het niet.

Hij wilde gewoon niet bezig wilde zijn met geld, zijn vrouw ook niet. Geldzaken lagen hen niet. Hij wenste zijn financiële beslommeringen uit handen te geven. Naast het verzorgen van de jaarlijkse belastingaangifte, zou hij graag allerlei vaste financiële verplichtingen door mij willen laten afhandelen, alles uiteraard tegen een redelijke vergoeding.

Hij had één bepaling. En juist op dat een punt moest ik hem corrigeren. Hij gaf aan dat ik, als ik op zijn verzoek wilde ingaan, maandelijks, wanneer zijn traktement binnen was, tien procent moest overmaken naar de kerk en een aantal door hem en zijn vrouw aan te wijzen goede doelen.

Hij gaf aan dat ik tien procent moest overmaken naar de kerk en een aantal door hem en zijn vrouw aan te wijzen goede doelen.
Lezen: 2 Korintiërs 9: 7

Ik reageerde: “Met alle respect, dominee, u begint niet goed. U moet eerst uw financiële maand goed doorkomen en dan blijkt wel of en zo ja wat er over is en daar kunt u dan zoveel van laten weggeven als u wilt”.

Het bleef even stil. Toen keek hij mij aan en zei: “Met alle respect, u begint niet goed. U moet éérst die tien procent overmaken, daarna is het aan mijn vrouw en mij de rest van de maand in te vullen”. Zo is het gegaan. Heel hun leven. Ze zijn oud geworden.´

Adrian Verbree

3 jaar geleden

2 Korintiërs 9: 7

God heeft de blijmoedige gever lief.