Hartinfarct
Lezen: Micha 6
2 minuten

Het nieuwe jaar is twee uur oud als ik -onmiskenbaar- een hartinfarct krijg. Ik bel 112, een ambulance komt, voor ik het weet lig ik erin, word ik naar UMC Utrecht gereden, gekatheteriseerd, gedotterd en in het Diak Utrecht op de hartbewaking gelegd. Ik heb geluk gehad: een kleine verstopping van een zijtakje van een kransslagader, een paar millimeter. Een dag later mag ik naar Cardiologie, bewaking is niet langer nodig. Nog een dag later ben ik thuis en voel me nauwelijks patiënt.

Op het moment zelf flitste door mijn hoofd dat dit het einde van mijn aardse leven kon zijn. Ik was niet bang. Ik zou mijn lieve dochter weerzien, mijn ouders, heel veel mensen die me voorgingen. En mijn Heer en Heiland. Dat zou geweldig zijn! Tegelijkertijd vond ik de gedachte verschrikkelijk: mijn lieve vrouw zou opnieuw iemand verliezen. Dat kon toch niet? Niet dat ik te kiezen had, maar ik vroeg God of ik nog mocht blijven leven. Dat mocht. Maar wat doet iemand voor wie het leven toch wel heel betrekkelijk wordt? De dood en de hemel zijn zo nu en dan zo nabij dat ze vertrouwd worden. Wat doe ik hier nog?

‘Al geruime tijd is er bij ons thuis ‘open tafel’-avond'
Lezen: Micha 6

Het was een Hiskia-moment*. En ik weet wat me te doen staat: ‘Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de Heer van je wil: niets anders dan recht doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God.’

Hoe dan? Het gaat om het Koninkrijk der hemelen, om het heden en de toekomst zoals God die voor ogen heeft. Jezus zelf is mijn eerste lichtende voorbeeld. Zijn volgelingen zijn dat ook. Ze geven voorbeelden te over. Ik geef er één, van goede vrienden in een grote stad: ‘Al geruime tijd is er bij ons thuis ‘open tafel’-avond. Wie wil stuurt een berichtje en schuift aan. Vanavond koken we voor vier extra. Niet altijd kennen mensen elkaar, maar dat leidt juist tot leuke(re) ontmoetingen. Aan het begin van de week bidden mijn vrouw en ik en vragen God ons mensen aan tafel te brengen die dat nodig hebben. Vaak leidt dat tot bijzondere gesprekken. Soms pastoraal – omdat mensen het nodig hebben van zich af te praten, soms missionair – niet iedereen die aanschuift gelooft, en soms praktisch – omdat er nieuwe contacten gemaakt worden.’ – Johan Timmer

* 2 Koningen 20: 4

Johan Timmer

2 maanden geleden

Micha 6

1Hoor toch wat de HEER zegt!
Sta op, laat de bergen uw rechtsgeding horen,
laat de heuvels getuige zijn.
2Luister, bergen, naar de aanklacht van de HEER,
hoor toe, onwrikbare fundamenten van de aarde.
De HEER voert een geding tegen zijn volk,
Hij klaagt Israël aan:
3‘Mijn volk, wat heb Ik je misdaan?
Waarmee heb Ik je gekweld? Antwoord Mij!
4Ik heb je uit Egypte geleid,
je bevrijd uit de slavernij.
Ik zond Mozes, Aäron en Mirjam
om je voor te gaan.
5Herinner je, mijn volk,
wat Balak besloot, de koning van Moab,
wat Bileam, de zoon van Beor, hem antwoordde.
Herinner je wat er gebeurde tussen Sittim en Gilgal.
Dan zul je weer beseffen hoe rechtvaardig de HEER is.’
6‘Wat kan ik de HEER aanbieden,
waarmee hulde brengen aan de verheven God?
Moet ik Hem tegemoet treden met brandoffers,
zou Hij eenjarige stieren aanvaarden?
7Kan ik Hem gunstig stemmen met duizenden rammen,
met olie, stromend in tienduizend beken?
Moet ik mijn eerstgeborene geven voor wat ik heb misdaan,
de vrucht van mijn schoot voor mijn zondig leven?’
8Er is jou, mens, gezegd wat goed is,
je weet wat de HEER van je wil:
niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten
en nederig de weg te gaan van je God.

9Hoor, de HEER roept tot de stad – wie wijs is heeft ontzag voor uw naam. Hoor het striemen van de roede: wie zou er dan nog voor haar getuigen? 10Zou Ik geen aandacht schenken aan de schatten in het huis van een gewetenloos mens, schatten door onrecht verkregen, of aan die ondermaatse efa, die om vergelding schreeuwt? 11Zou Ik een onzuivere weegschaal, een buidel met valse gewichten door de vingers zien? 12De rijken van de stad zijn een en al geweld, haar inwoners zijn bedriegers, ze hebben een leugenachtige tong. 13Daarom ook ben Ik begonnen je te slaan, je te treffen vanwege je zonden. 14Nu zul je eten maar niet verzadigd worden, en je darmen raken verstopt. Wat je opbergt kun je niet behouden, en wat je wel behoudt laat Ik ten prooi vallen aan het zwaard. 15Je zult wel zaaien maar niets oogsten, je zult olijven persen maar je niet met olie inwrijven, je zult druiven treden maar geen wijn drinken. 16Jullie houden je graag aan de bepalingen van Omri en aan de besluiten van het koningshuis van Achab, jullie volgen hun raad. Daarom maak Ik van jullie, inwoners van de stad, een afschrikwekkend voorbeeld en een voorwerp van spot; de schande van mijn volk zullen jullie dragen.