Gertine Blom
3 jaar geleden
Op het moment dat ik dit schrijf, heb ik al bijna een jaar niet meer in de kerk gezongen.
Ik heb altijd van zingen gehouden. Als kind zat ik op het kinderkoor van de kerk en later op het jongerenkoor. Dan was er nog het schoolkoor, en ook tijdens jeugdclubavonden, schoolpauzes , kampweekenden en later studentenconferenties werd er lustig op los gezongen. We zongen klassiekers als ‘Create in me a clean heart’ en ‘Ik bouw op U’, een mix van Opwekkingsliederen en Op Toonhoogte. Wat mij betreft is dat een groot voordeel van een christelijke jeugd, je deelt vanzelfsprekend een grote kennis van liederen en er is altijd wel iemand die gitaar of piano kan spelen. Geweldig is dat.
Later veranderde mijn liederenrepertoire. Toen was het voornamelijk het Liedboek waar ik uit putte. En de laatste jaren in Engeland waren het de Engelse kerkliederen die de hoofdrol speelden.
Het duizelt me als ik denk aan al die liederen die in alle eeuwen zijn gezongen en gecomponeerd, van de psalmen van David tot het Gregoriaans tot gospel. Zoveel creativiteit en zoveel verlangen om te zingen voor God en met elkaar, zoveel prachtige teksten en ontroerende melodieën.
Nu ik al zolang niet meer in de kerk of in groepen zing, besef ik hoezeer ik het mis. Het luisteren naar liederen op YouTube dempt dat gemis een beetje en ik besef dat ik niet zonder kan: muziek om mijn geloof te voeden.
Want dat is wat zingen doet: het geeft uiting aan ons geloof, versterkt ons geloof, geeft ons een manier om God te prijzen en om te smeken. Als we ons op dorre spirituele grond bevinden, dan kunnen liederen ons gaande houden. Als we barsten van blijdschap, dan kunnen we lofliederen zingen. Als we niet weten hoe we ons verdriet woorden moeten geven, dan is er muziek die het voor ons doet. Al duizenden jaren geleden deden mensen dat en we zullen het altijd blijven doen – en ik denk dat we dat voorlopig niet meer als vanzelfsprekend, maar als een gift van boven zullen beschouwen.